Precies om drie uur stap ik het crematorium binnen.
Snel hang ik mijn jas en gebedskleed in de toiletruimte van het personeel die tevens als omkleedruimte fungeert. In de ontvangruimte staan al belangstellenden te wachten op de afscheidsbijeenkomst die om half vier begint. Via een aparte gang loop ik naar de aula. Daar staat de kist al klaar. Twee dames zijn nogal jachtig bezig met het wegnemen van de bloemen en leggen die op een grote kar. Blaadjes en knopjes vallen op de grond. Het ziet er smoezelig uit. De kar wordt met gezwinde spoed weggereden naar de ruimte van de verbrandingsoven. Met een zwaai wordt ook de kist wegereden naar diezelfde ruimte.
‘Ze zijn nog niet klaar, het vorige afscheid is uitgelopen’ licht de uitvaartbegeleidster toe. Ga je mee naar de familie?’
Samen lopen we naar een aparte ruimte waar de familie even heeft plaats genomen en ik begroet hen als oude vrienden. We hebben wat verdriet gedeeld de laatste dagen en dan groei je wonderbaarlijk snel naar elkaar toe.
In alle rust wordt de familie gevraagd naar buiten te gaan om de overledene naar de aula te brengen. Eerst worden de jassen aangetrokken. Het regent pijpenstelen. Rustig vertelt de uitvaartbegeleidster hoe je het beste de kist uit de auto op de baar kunt tillen. Iedereen zoekt de plek die hem of haar past en samen volbrengen ze de handeling. Waardig lopen we naar de aula waar de buitendeuren voor ons worden geopend en we de kist op de daar staande, net lege, baar tillen. Er is geen bloemblaadje meer te ontdekken. Alles ziet eruit alsof de ruimte de hele dag op ons heeft gewacht. Van de haast van de dames is niets meer te merken. Ze nemen de bloemen aan en zetten die op mooie standaards. De paaskaars en wijwater worden binnen gebracht. De afspraak over wanneer de wierook moet worden binnengebracht wordt gemaakt. De familie loopt op weg naar de familiekamer langs de condoleanceruimte, die gonst van stemmen van mensen die bij de vorige uitvaart horen. De familie krijgt koffie en thee aangeboden. Het is een grote groep en er zijn niet genoeg kopjes en schotels. De voorraad wordt alsnog aangevuld. Even voor half vier lopen we met de familie naar de aula. Daar neemt men plaats.
De deuren gaan open en de belangstellenden komen binnen. Ik sta als een gastvrouw voorin. Steels kijk ik naar de kan met water. Die is op mijn verzoek gelukkig nog wel bijgevuld. Er staan ook nieuwe glazen. Vijf zoals we hebben afgesproken. Maar er is er nog niet één gevuld. Tijdens de binnenkomst vul ik gauw drie glazen. Ik ben verkouden. Als ik een hoestbui moet voorkomen dan moet er direct water voorhanden zijn. Na het openingslied begint het inhoudelijke gedeelte, waarin ik voorga. Hier heb ik grip op. In alle rust wandelen we door het leven van de overledene. En keurig binnen de tijd verlaten we de aula om naar de condoleanceruimte te gaan.
In de hal zie ik een dame staan die me vertelt dat ze staat te wachten op het afscheid van de volgende overledene…..